1. 1
    Bedeutung: stukgaan
    stukgaan breken
  1. 2
    Bedeutung: schenden
    schenden breken
  2. 3
    Bedeutung: afbreken
    beëindigen onderbreken breken
  3. 4
    Bedeutung: kleinmaken
    stukslaan breken
  4. 5
    Bedeutung: barsten
    breken doorzakken het begeven kapot gaan bezwijken
  1. 6
    Bedeutung: bezwijken
    breken kapotgaan opgeven begeven
  2. 7
    Bedeutung: bederven
    breken vernielen stukmaken
  3. 8
    Bedeutung: aantasten
    breken ondermijnen uitputten slopen
  4. 9
    Bedeutung: ruïneren
    breken stukmaken vernielen verwoesten
  5. 10
    Bedeutung: stukslaan
    breken verbrijzelen kapotsmijten
  6. 11
    Bedeutung: kapotgaan
    breken doorbranden scheuren slijten het begeven
  7. 12
    Bedeutung: knakken
    breken knappen knikken
  8. 13
    Bedeutung: knechten
    breken knevelen onderdrukken onderwerpen
  9. 14
    Bedeutung: slopen
    aantasten breken uitputten ondermijnen

Fragen und Antworten

Die beliebtesten und damit meist verwendeten Synonyme für "breken" sind:
  1. stukgaan
In der rechten Sidebar finden Sie für breken eine rote Flagge. In dem Menü können Sie für Breken neue Vorschläge hinzufügen, nicht passende Synonyme für breken melden oder fehlerhafte Schreibweisen überarbeiten.
Wir haben 48 Synonyme für Wort. Die korrekte Schreibweise ist breken. Außerdem findest du Wörter die Vor und Nach breken stehen, Zeitformen und verschiedene Bedeutungen.

weitere Verwendung

  • ähnliches Wort für breken
  • anderes Wort für breken
  • Bedeutung von breken

Synonyme vor und nach breken

  • breedvoerigheid
  • breekbaar
  • breekbaarheid
  • breidelen
  • brein
  • breinaald
  • breipen
  • breisteek
  • breiwerk
  • brekebeen
  • breken
  • brengen
  • bres
  • breuk
  • brief
  • briefje
  • briefomslag
  • briesen
  • brievenbesteller
  • brievenbus
  • brij

beliebte Synonyme

  • stukgaan (stukgaan)
  • schenden (schenden)
  • beëindigen (afbreken)
  • onderbreken (afbreken)
  • stukslaan (kleinmaken)
  • doorzakken (barsten)
  • het begeven (barsten)
  • kapot gaan (barsten)
  • bezwijken (barsten)
  • kapotgaan (bezwijken)