1. 1
    Bedeutung: afdoen
    betalen straffen vereffenen voldoen afrekenen
  1. 2
    Bedeutung: goedmaken
    herstellen vereffenen compenseren
  2. 3
    Bedeutung: afdragen
    afrekenen dokken financieren uitkeren
    vereffenen voldoen betalen
  3. 4
    Bedeutung: afhandelen
    aflossen betalen delgen voldoen vereffenen
  4. 5
    Bedeutung: afrekenen
    betalen vereffenen voldoen
  1. 6
    Bedeutung: liquideren
    afwikkelen vereffenen verrekenen
  2. 7
    Bedeutung: effenen
    vereffenen egaliseren
  3. 8
    Bedeutung: egaliseren
    vereffenen effenen
  4. 9
    Bedeutung: betalen
    afdragen afrekenen financieren uitkeren
    vereffenen voldoen dokken
  5. 10
    Bedeutung: afbetalen
    aflossen amortiseren vereffenen delgen
  6. 11
    Bedeutung: compenseren
    herstellen vereffenen goedmaken
  7. 12
    Bedeutung: afwikkelen
    vereffenen verrekenen liquideren
  8. 13
    Bedeutung: bijleggen
    organiseren regelen vereffenen schikken

Fragen und Antworten

Die beliebtesten und damit meist verwendeten Synonyme für "vereffenen" sind:
  1. betalen
In der rechten Sidebar finden Sie für vereffenen eine rote Flagge. In dem Menü können Sie für Vereffenen neue Vorschläge hinzufügen, nicht passende Synonyme für vereffenen melden oder fehlerhafte Schreibweisen überarbeiten.
Wir haben 51 Synonyme für Wort. Die korrekte Schreibweise ist vereffenen. Außerdem findest du Wörter die Vor und Nach vereffenen stehen, Zeitformen und verschiedene Bedeutungen.

weitere Verwendung

  • ähnliches Wort für vereffenen
  • anderes Wort für vereffenen
  • Bedeutung von vereffenen

Synonyme vor und nach vereffenen

  • verdwazen
  • verdwenen
  • verdwijnen
  • verdwijning
  • veredelen
  • veredeling
  • vereenvoudigd
  • vereenvoudigen
  • vereerder
  • vereffenbaar
  • vereffenen
  • vereffening
  • vereisen
  • vereist
  • vereiste
  • veren
  • verend
  • verenigen
  • vereniging
  • verenigingslid
  • vereren

beliebte Synonyme

  • betalen (afdoen)
  • straffen (afdoen)
  • voldoen (afdoen)
  • afrekenen (afdoen)
  • herstellen (goedmaken)
  • compenseren (goedmaken)
  • dokken (afdragen)
  • financieren (afdragen)
  • uitkeren (afdragen)
  • aflossen (afhandelen)