Rang (Nomen)

1

rang (n)

Beschäftigung, militärisch, layer or rank, allgemein, Person, Lage, Gemeinschaft
  • Erhielt den Rang eines Generals der FARDC im Dezember 2004.
  • Kreeg de rang van generaal in de FARDC in december 2004.
  • Der Rang entspricht der Bedeutung einer Station.
  • De rang is evenredig aan het belang van een station.
  • Rang einer geophysikalischen Station.
  • Een rang van een geofysisch station.
2

echelon (n)

militärisch
3

rij (n)

Kampfbahn
Person, allgemein
5

stand (n)

Lage, Gemeinschaft
6

kaliber (n)

Person
7

graad (n)

Schulen - Universitäten
8

plaats (n)

allgemein

Satzbeispiele & Übersetzungen

Rang
Rangorde
Rang
Ρlaats
Rang der Stufe in der Ratingskala.
Rangorde van de gradatie in de ratingschaal.
Der Rang des Rohstoffs.
De rangorde van de grondstof.
Nach Rang
Naar rangorde
- Rang
- Rang

rang (Nomen)

1

Stelle (n)

algemeen
2

Position (n)

algemeen, persoon
3

Rang (n)

algemeen, beroep, gemeenschap, layer or rank, militair, persoon, positie
4

Stellung (n)

persoon
militair